Wilma van den Bosch

Begeleider Wonen

Ik ben op zoek naar werk in de kinderopvang. Daar heb ik immers voor geleerd. Maar er is geen baan te krijgen! Dit vind ik erg vervelend, maar ik reageer toch op andere vacatures dan alleen voor de kinderopvang. Dan word ik gebeld: ik mag op gesprek komen bij een instelling voor gehandicapten. Ik zie er tegenop, ik heb wel gesolliciteerd, maar ik denk dat het niets voor mij is.

Zorg voor elke bewoner

Het gesprek verloopt goed. Die middag hoor ik dat ik ben aangenomen. Help, nu moet ik daar toch echt gaan werken. Met een zenuwachtig gevoel ga ik naar mijn eerste dienst. Heb ik er zin in? Nee, niet echt. Bewoners van mijn groep komen uit hun werk en wachten op hun bakje koffie. We drinken samen koffie en de bewoners vertellen wat ze die dag gedaan hebben. Het is toch best wel gezellig, merk ik. Ik kijk in het programma wat ik die avond moet gaan doen. Ik mag een bewoner gaan douchen. Gaat me dat lukken? Een andere bewoner wil een gesprekje op zijn kamer. Zo heeft elke bewoner zijn eigen zorg nodig.

Gehandicaptenzorg, wél iets voor mij

Na een aantal diensten merk ik dat ik het steeds leuker ga vinden. De bewoners leren mij beter kennen en ik hen. Ik merk dat zij zich steeds meer openstellen voor mij. En ik bouw een band met ze op. Nu, na een aantal jaren ben ik van ze gaan houden en zou ik niet meer weg willen! Hoe had ik kunnen denken dat dit niets voor mij zou zijn? Niets van waar… Die glimlach die ik van ze krijg, die natte kus, of alleen al de reacties als ik hen naar bed breng: “Welterusten Wilma, groeten aan je man.” Daar word ik blij van!